‘Ik heb een huis in Dardennen gekocht, ik heb een huis in modderfokkin Dardennen gekocht. Dardennen, yeah.’ Zo begint de fantastische song Dardennen (klik!) van Fixkes, u allicht ook bekend van die andere hits Kvraagetaan, Ongelukkig en, één van mijn persoonlijke favorieten, Lievelingsdier. Een huis in d’Ardennen? Dat moet wel een bosmens zijn!

Als ik Sam Valkenborgh, de zanger van Fixkes, vraag welk bos bijzondere herinneringen bij hem oproept, heeft hij twee voorstellen. ‘We kunnen naar het bos van Stabroek, dat grenst aan de Kalmthoutse Heide en vol jeugdherinneringen zit voor mij, van hockeyschaatsen op de vijver achter het kasteel tot er ‘s nachts goedkope wijn drinken. Of Gold Strike, zo’n likeur met goudschilfertjes in! Geen idee waarom we dat dronken, eigenlijk. Waarschijnlijk vonden we dat cool. Dat we dat net over de grens in een slijterij moesten gaan kopen, zal ook wel bijgedragen hebben aan de aantrekkingskracht. Dus we kunnen naar Stabroek, of we kunnen naar d’Ardennen, naar de plek waar het gelijknamige liedje over gaat.’

Naar d’Ardennen gaan? Dat moet je mij echt geen twee keer vragen! Zo komt het dat we op een doordeweekse dinsdag in september vertrekken naar het wondermooie Stoumont. 

‘Hopelijk zijn je verwachtingen niet te hoog gespannen,’ steekt Sam meteen van wal. ‘Ik ben heel graag in een bos, toch ken ik er niet zo veel van. Nochtans heb ik ooit nog gecheckt of de studie voor boswachter iets voor mij zou zijn, maar de wachtlijsten waren te lang.’ We trekken op pad in de uitgestrekte bossen achter het prachtige, historische vakantiehuis van Sam en Dorien (Knockaert, Sams vrouw, nvdr). Tot mijn verbazing neemt Sam geen ‘ferrelooker’ (verrekijker) mee, en zelfs geen eten of water – drie dingen die voor mij ondenkbaar zijn. Daarvoor zie ik iets te slecht en word ik nét iets te snel hangry. Hoe dan ook, eten of geen eten, het wordt gelukkig wel een erg fijne trip.

Als kind had ik niet echt iets met het bos, tenzij dan met het bos van Stabroek, maar ik heb wel zalige herinneringen aan de herfsvakanties van mijn jeugd. Dan gingen we altijd een week met enkele bevriende gezinnen naar de Ardennen. Heel tof! Vroeger was ik een beetje een haantje, en nogal gemakkelijk uit te dagen. Iemand moest maar zeggen: ‘Gij durft dat niet!’ of ik wilde direct tonen dat ik dat wel durfde, natuurlijk. Toen een vriend op één van die herfstvakanties mij zei dat ik niét in een everzwijnenwei durfde te lopen, ging ik dat natuurlijk net wél doen. Tot er zo’n gigantisch everzwijn achter mij aan kwam gelopen! Nog nooit zo rap terug over een draad gesprongen.’ (lacht)

We babbelen honderduit, tot Sam plots beseft dat hij niet meer weet waar we zitten. Ik stel voor om Google Maps te checken. ‘Vind je het erg als we dat niet doen? Ik vind verloren lopen best plezant. Ik zoek mijn weg liever zelf uit. Gelukkig ben ik nogal goed in oriëntatie. Langs de andere kant vind ik het wel heel fijn om routes voor iemand uit te stippelen. Als Dorien met vriendinnen op vakantie gaat, bijvoorbeeld, dan amuseer ik mij echt met het uitpluizen van allerlei fietstochtjes die ze daar kan doen.’

‘Marters, vossen, reeën, herten, dassen, dat zijn grave beesten, en zo groot… Dat leeft hier allemaal,’ vertelt Sam. ‘En op deze plek zitten bevers!’ We kijken naar een indrukwekkende mikado aan boomstammen, overduidelijk het werk van de meester-ingenieurs van het bos. ‘Ik heb nog maar één keer live een bever gezien, tijdens een fietsweekend met maten hier. We hadden al flink wat kilometers – en biertjes – achter de kiezen en om af te sluiten gingen we bij valavond nog efkes wandelen. Niet dat we onder die omstandigheden serieus verwachtten nog iets te spotten, tot ineens… Dat koppeke van een bever! Machtig. Oké, hij dook meteen onder, maar toch… Heel cool om mee te maken.’

Beverwerken.

En die grauwe klauwier uit het liedje*, was die er echt? ‘Ja, ja, die heb ik echt gespot!’ roept Sam uit. ‘Ik had er geen idee van wat voor vogel het was op het moment zelf, maar toen ik er achteraf mijn vogelboekjes bij nam, was ik zeker: grauwe klauwier, met dat geweldige zorromaskertje om de ogen. En zelfs als dat geen grauwe klauwier was, dan was dat er toch ene, snap je? Het is maar wat je gelooft.’

* ja zenne, ziet em maar eens stoefen me wat er ammel ga zijn, en as ik volk hem,
uitpakken me wa’k al ken, zo van ‘kijk daar, ne grauwe klauwier’

Als ik enthousiast meld dat ik een buizerd zie, haalt Sam zijn schouders op. ‘Een buizerd… Daar moet je hier nu ook niet echt veel moeite voor doen, hè.’ Waarop we allebei in de lach schieten over het hoge blaségehalte van die uitspraak. 

‘Mijn echte, grote bosliefde kwam er eigenlijk pas toen we dit huis kochten. In het begin deden Dorien en ik vaak dagtochten, soms van meer dan dertig kilometer, zelfs in de winter. Ik vond dat zalig, vertrekken en thuiskomen in het donker. Dat had iets supercharmant. De laatste jaren fietsen we vooral. Ik vind het fantastisch om de Ardennen te verkennen met de koersfiets of op een mountainbike door de bossen te crossen. Soms lenen we de hond van de buren hier ook om mee te wandelen.’

Als ik vertel dat je na een wandeling 60% creatiever bent, denkt Sam even na. ‘Ik weet het, ja… Misschien moet ik dat ook weer wat vaker doen. Op de fiets moet je toch altijd alerter blijven. Als je stapt gaat alles trager, je merkt andere dingen op. Dus, merci om mij mee te pakken en terug te laten rondkijken.’

‘Snikske, Sam, geire gedaan.

outro
De avond na dit interview reed ik nog even alleen verder naar de Hoge Venen, omdat ik had opgevangen dat het burlen van de herten al begonnen was, maar ik zag… noppes. Kreeg ik later doodleuk een audiofragment doorgestuurd van Sam: ‘Hier zijn ze volle bak bezig!’

Blijkt hij intussen toch een beetje een boskenner geworden te zijn.

Plaats een reactie